‘Trekker zonder chauffeur komt er’

Mechatronics is gevestigd op het terrein van Kverneland in Nieuw Vennep. Er werken zo’n 70 mensen. Die houden zich bezig met het ontwikkelen van technische oplossingen voor de gehele Kverneland Group. In Nieuw Vennep maakt Kverneland met zo’n 170 vaste medewerkers veldspuiten en kunstmeststrooiers.
Tijdens het werkbezoek ging Stalma in op de verwachte ontwikkelingen voor de komende tien jaar. Bij trekkers met hoog voltage en autonoom werkende machines en trekkers zijn nog wel enkele hobbels te nemen, zo maakte hij duidelijk. Zo zijn zelfstandig werkende trekkers en machines zonder chauffeur op dit moment nog niet toegestaan. ‘Dat heeft alles te maken met het aspect veiligheid.’
Stalma denkt dat de ontwikkelingen in de landbouwmechanisatie op een aantal terreinen de automobielindustrie gaan volgen. Meerdere automerken werken op dit moment aan auto’s die zelfstandig kunnen rijden. Op termijn zal het ook in de land- en tuinbouw zijn toepassing vinden, denkt Stalma.

Elektrische aandrijving

Een andere ontwikkeling is te zien bij John Deere en Fendt. Deze merken werken aan trekkers die een hoog voltage aan stroom kunnen produceren voor de aandrijving van machines. ‘Elektrische aandrijving van machines, zoals een kunstmeststrooier, zorgt voor een hogere efficiëntie dan hydraulisch of mechanisch’, geeft Stalma aan.
Naast bovengenoemde ontwikkelingen zal de land- en tuinbouw steeds meer gebruik gaan maken van sensortechniek, camerasystemen, automatisering, internet, open database, apps en managementsoftware. Dat zal steeds meer vragen van de capaciteit van de terminal en het Isobus-systeem op de trekker.
Om met deze ontwikkelingen mee te kunnen gaan werkt Kverneland aan een nieuwe serie terminals die de huidige moeten vervangen. Deze terminals krijgen meer rekencapaciteit, zodat minder snel het gevoel ontstaat dat het systeem vol loopt. De kleine terminal komt dit jaar op de markt. Van de grote terminal is dat nog niet bekend.
Probleem bij nieuwe ontwikkelingen is dat er in het begin bij fabrikanten ruimte is in verschil in visie. Bijvoorbeeld de hoogte van het voltage aan stroom en de vraag of de trekker of de machine het voltage moet leveren. Ook de inrichting van een highspeed Isobus-systeem, met meer mogelijkheden, vraagt om het maken van afspraken.

Overleggroep

Grimme, Kverneland, Agco, John Deere, Pöttinger, Claas en CNH hebben hiervoor in 2008 het Agricultural Industrie Electronics Foundation (AEF) opgericht. Inmiddels heeft Krone de plek van Grimme ingenomen en is recent Same Deutz-Fahr tot de overleggroep toegetreden. Kverneland-topman Peter van der Vlug is voorzitter van het AEF. In totaal hebben zich 160 bedrijven bij het AEF aangesloten.
Het AEF komt twee keer per jaar bij elkaar, één keer in Europa en één keer in Amerika, om te streven naar standaardisatie bij trekker- en machinefabrikanten. ‘Hoe geavanceerder de systemen, hoe groter de kans dat je tegen problemen aanloopt. Bij hoog voltage moet je bijvoorbeeld afspreken of je met 400 of 800 volt gaat werken’, verduidelijkt Stalma
In het nabije verleden heeft het AEF een belangrijke rol gespeeld bij Isobus als elektronische standaard voor uniforme aansturing van trekkers en machines. Isobus heeft ISO-11783 als standaard. Het systeem werk met 2,5 volt. Een verschil van 2 volt geeft het verschil aan tussen een digitale 0 en een digitale 1 waardoor trekkers en machines met elkaar kunnen ‘praten’.
Fabrikanten kunnen hun Isobus voor certificering laten testen door het AEF. Het AEF werkt op dit moment aan een database waarop te zien is wat trekkers en/of machines gemeenschappelijk hebben en of ze samen kunnen werken. De komende tijd wordt deze database verder ontwikkeld.
Isobus is in 2001 van start gegaan. Zonder Isobus zou elke machine een andere terminal moeten hebben en zou de trekkercabine redelijk vol raken. Isobus moet werken als een plug and play-systeem. Dat lukt nog niet altijd, constateren de leden van de LTO-werkgroep. Soms is het door de noodzakelijke ondersteuning plug en pay.

Rondleiding

De leden van de werkgroep kregen bij Kverneland een rondleiding door de fabriek. Het was op de werkvloer relatief rustig. ‘Het hoogseizoen begint in december en loopt door tot in april. Nu zitten we ongeveer op 50 procent van de capaciteit. In de zomer zit de fabriek vier weken dicht. In augustus begint de productie weer’, legt Leendert Jan Onnes van Kverneland uit.
Voor de veldspuiten zijn drie productielijnen: voor de iXtra, de Ikaris (getrokken spuiten) en de gedragen spuit iXter. Elke lijn is goed voor maximaal zo’n vijftien à twintig machines per week. ‘Op dit moment is er steeds meer vraag naar de iXtra fronttank van 1.100 liter. Samen met een gedragen spuit van maximaal 1.800 liter is dat een alternatief voor een getrokken veldspuit’, zegt Onnes.
Kverneland maakt bij de veldspuiten gebruik van aluminium en stalen spuitbomen. Voor de aluminium spuitbomen is een aparte geconditioneerde ruimte nodig om de lijm goed te laten harden.
Onnes: ‘Lassen van aluminium vraagt om een bepaalde minimale dikte van het aluminium. Dat maakt de spuitbomen zwaarder dan bij lijmen.’
Aluminium spuitbomen zijn stabieler, lichter en minder gevoelig voor corrosie. Daardoor zijn ze langer schoon en mooi te houden. Onnes: ‘De belangrijkste reden om een veldspuit met aluminium spuitboom te kopen is dat het er mooi uit ziet. Mooier dan van de buurman.’
Op dit moment heeft Kverneland alleen een tweedelige aluminium spuitboom. In grotere boombreedtes steekt de spuitboom in transporttoestand ver naar voren en hoger dan de cabine van de trekker. Daarom werkt Kverneland aan een driedelige aluminium spuitboom.
Onnes: ‘Bij een driedelige spuitboom komt er meer gewicht aan het eerste deel van de boom te hangen. Daar moeten we de constructie op aanpassen. Het duurt even, maar dat gaat ons lukken. We kunnen het aan. Op de tweedelige boom geven we vijf jaar garantie.’

Kunstmeststrooiers

Op het terrein van Kverneland staat nog een tweede geconditioneerde ruimte: een hal van 13 bij 60 meter voor het testen van kunstmeststrooiers. Tachtig trechters met afzonderlijke weegcellen vangen de kunstmest op. Luchtvochtigheid en temperatuur zijn steeds gelijk, zodat het testen steeds onder dezelfde omstandigheden plaatsvindt. De testen zijn nodig om te komen tot strooitabellen voor de verschillende soorten kunstmest.
Bij de kunstmeststrooiers maakt Kverneland gebruik van het RotaFlow-principe. Acht strooischoepen per schijf maken een werkbreedte tot 45 meter mogelijk en het strooien van maximaal 24 secties. Kverneland maakt volgens Onnes als enige fabrikant van kunstmeststrooiers gebruik van vier weegcellen. Dat komt de nauwkeurigheid ten goede. De weegstrooier maakt het mogelijk om via gps de overlap te beperken.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    10° / 4°
    30 %
  • Zondag
    11° / 2°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
Meer weer