‘Beperken vee alleen op basis risico’s’

Ilona Lesscher‘Ingrijpen in veehouderij mag alleen op basis concrete gezondheidsrisico’s. Maatschappelijk druk mag nooit de leidraad worden voor handelen’, reageert LTO-voorzitter Siem Jan Schenk (portefeuille Omgeving). Doel van het wetsvoorstel is om het aantal dieren te reguleren in het belang van de volksgezondheid.
Het kabinet wil bereiken dat gemeenten en provincies zo ongewenste effecten voor de volksgezondheid kunnen beperken of voorkomen. Genoemd worden gezondheidsrisico’s in brede zin, zoals zoönosen, geur, fijnstof en endotoxinen. Provincies met veel vee zoals Limburg, Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel kunnen ermee te maken krijgen.
Aanleiding voor het wetsvoorstel is de Q-koortscrisis. Het voorstel werd eind 2012 al aangekondigd in een kabinetsreactie op een rapport van de Gezondheidsraad over risico’s van veehouderijbedrijven voor de volksgezondheid. De consultatieperiode voor het voorstel loopt tot 14 juli.
‘Volksgezondheid staat ook voor ons voorop. Maar ingrijpen in het aantal dieren in de veehouderij in een gebied en per bedrijf kan alleen als op basis van wetenschappelijk onderzoek is onderbouwd dat er een relatie bestaat tussen gezondheidsrisico’s en de veebezetting’, zegt Schenk.

Gezinnen hard geraakt

Schenk noemt de mogelijkheid om het aantal dieren en veehouderijlocaties te beperken een ‘zeer vergaande en ingrijpende maatregel, die de toekomst van individuele ondernemers en hun gezinnen hard kan raken’.
De LTO-voorzitter wijst er op dat de wet alleen geschikt is om de huidige situatie te bevriezen en dat verbetert de volksgezondheid niet: ‘Daar is juist dynamiek voor nodig; nieuwe en betere stallen, nieuwe technologie. Dit wetsvoorstel belemmert die dynamiek.’
‘Bij beperking van de gezondheidsrisico’s moet je heel goed weten wát je doet en welke effecten dat heeft in de praktijk’, stelt Schenk. Er wordt gewerkt aan de oprichting van het Kennisplatform Veehouderij en Gezondheid om tot een onafhankelijke beoordeling van beschikbare informatie te komen.
Naast LTO zijn de ministeries van VWS en EZ, de provincies (IPO) en de gezamenlijke gemeenten (VNG) bij het platform betrokken. Door het wegvallen van de productschappen is de financiering van de kant van het bedrijfsleven nog niet rond.