Milieufederatie: stop melkvee

Joost de la CourtAls het huidige groeitempo van deze sector doorzet, heeft dat grote nadelige gevolgen voor het milieu, waarschuwt de organisatie. De hoge melkprijs, de bouw van nieuwe melkfabrieken in Noord-Nederland en het vooruitzicht op vrije productie vanaf 2015 zorgt volgens de Drentse milieufederatie voor een groeispurt. ‘De som van alle vergunningaanvragen geeft een zorgwekkend beeld.’
Afspraken tussen overheid en sector over de maximale groei van het aantal koeien in Drenthe moet een overschot aan mest en ammoniak voorkomen. Mestverwerking om zo’n mestoverschot weg te werken wijst de provinciale milieufederatie af.
De organisatie wijst erop dat voor intensieve veehouderijen zoals varkens- en pluimveehouderijen wel dierrechten gelden om de milieubelasting aan banden te houden. Voor de melkveehouderij zijn die er niet.

Geen probleem

De groei van de melkveehouderij in Drenthe is helemaal geen probleem, vindt provinciaal voorzitter Arend Steenbergen van LTO Noord. Volgens hem anticipeert de agrarische sector zelf met beleid op de groeiverwachting, zodat die verantwoord kan plaatsvinden. ‘We hebben er al over nagedacht en vervat in het LTO-toekomstplan voor de melkveehouderij.’
De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)-maatregelen om ammoniakemissie te beperken zijn daar onderdeel van, geeft Steenbergen aan. Dat geldt tevens voor het op het eigen bedrijf inbrengen van mest in de grond, aanpassingen in het voer en grondgebondenheid waarbij de voerwinning in eigen regio plaatsvindt.
Steenbergen vraagt zich af waarom de provinciale Natuur en Milieufederatie zich zo’n zorgen maakt. ‘Dat is helemaal niet nodig. Groei van de melkveehouderij kan doorgaan, mits boeren blijven investeren in duurzaamheid en de vergunde ontwikkelingsruimte op een nette manier gebruiken.’
Grondgebondenheid van de Drentse melkveehouders, waar de milieufederatie nu zo op hamert, staat volgens de LTO Noord-bestuurder buiten kijf. ‘Het is ook voor ons een belangrijke voorwaarde. Maar er is in onze regio nog genoeg ruimte om mest op eigen land af te zetten. Boeren die daar overheen gaan, moeten eerst 5 procent en later 10 procent van hun dierlijke mest verwerken.’