Rattengif gevonden in roofvogels

Jan van LiereNaast een literatuurstudie verrichtte Alterra ook onderzoek bij dertig roofvogels en uilen. Het ging om dieren die verspreid in Nederland dood waren gevonden of die waren doodgegaan in een vogelopvang.
Analyse van de lever wees uit dat in de helft van de vogels rodenticiden aantoonbaar waren. Volgens Alterra is dat vergelijkbaar met de situatie in andere Europese landen.
De rodenticiden moeten zijn opgenomen door het eten van knaagdieren zoals muizen. Dat maakt het volgens de onderzoekers ‘aannemelijk’ dat naast de ratten die met het middel worden bestreden ook andere knaagdieren aan de stoffen blootstaan.
De kans is niet groot dat de gifstoffen via dode ratten in de vogels zijn terechtgekomen. Alterra wijst er onder meer op dat uilen geen aaseters zijn. Ze nemen alleen via levend gevangen prooi stoffen op.
Het onderzoeksinstituut gaat ervan uit dat in Nederland, net als in andere Europese landen, ook zoogdieren zoals wezel en bunzing blootstaan aan rodenticiden. Om beter inzicht te krijgen in de situatie, zowel bij de vogels als bij de andere dieren, is aanvullend onderzoek op grotere schaal nodig.
Per 1 januari zijn de regels voor het buitengebruik van rodenticiden aangescherpt. Aanvankelijk zouden ze helemaal verboden worden.
Dankzij een besluit van het Ctgb blijft buitengebruik volgens de zogenoemde IPM-principes toch mogelijk. Het gaat voorlopig om vijf middelen.