Proef drainwater goed gestart

Koen van WijkIn de proeftuin Business Centrum Klazienaveen loopt sinds dit voorjaar een proef met het meten van voedingsstoffen en watergebruik door planten. De proef wordt uitgevoerd in een kleine komkommerteelt, omdat kennisontwikkeling over deze teelt voor veel telers in het glastuinbouwgebied van belang is.
‘We kunnen vaststellen dat de meetapparatuur goed werkt’, zegt Cees Ruhé, bestuurslid van LTO Glaskracht voor Noord-Nederland. ‘Elk uur wordt het drainwater gemonsterd en gemeten. Hoe de gegevens geïnterpreteerd moeten worden, is een volgende stap.’
De doelstelling van het project is een manier te ontwikkelen en te testen om te komen tot een duurzame, emissieloze glastuinbouw.
Daarvoor wordt drainwater elk uur gemeten, om te bepalen welke meststoffen de plant gedurende de dag nodig heeft. Dat kan met de apparatuur die leverancier van industriële apparatuur Capilix heeft ontwikkeld.

Kaligehalte

Ruhé: ‘Nu al valt op dat bijvoorbeeld het kaligehalte over de dag heen fluctueert. We willen eerst de hele teelt doorlopen en gegevens verzamelen. Daarna is te zien wat een plant voor bemesting nodig heeft.’
Normaal wordt het drainwater wekelijks bemonsterd, dus de bemonstering per uur gaat veel verder. ‘Als we een beter beeld hebben van de voedingsbehoefte van planten, valt deze ook bij te sturen gedurende de dag.’
Met een optimale opname van de voedingsstoffen door de plant gaat de emissie van meststoffen ook omlaag, omdat hier minder resten van overblijven.
Na deze komkommerteelt volgt nog deze zomer een tweede teelt. ‘Bij voorkeur weer een komkommerteelt, om te kunnen vergelijken’, vindt de Glaskracht-bestuurder.
Bij de presentatie van het project stelde de Drentse gedeputeerde Rein Munniksma dat het ‘een prachtig milieuresultaat is en een uitstekend Noord-Nederlands voorbeeld voor de Nederlandse glastuinbouw’.
De kennis wordt gedeeld met de aangesloten glastuinbouwbedrijven, de rest van de sector en de watertechnologiesector via de Watercampus in Leeuwarden.
Het project wordt uitgevoerd dankzij bijdragen van onder meer Stichting Tuinbouw Emmen, Soilcares Research, Capilix, het Centrum Ecologie en Watermanagement en provincies Friesland en Drenthe.