Bestuurders in gesprek over regiovorming LTO Noord

LTO Noord werkt aan een nieuw bestuursmodel, dat zich richt op de provinciale bestuurslaag. Deze gaat verdwijnen. Daarvoor in de plaats komen drie regiobesturen (in de landsdelen Noord, Oost en West) die in rechtstreeks contact staan met de afdelingen in de eigen regio. Door het toevoegen van adviseurs vanuit de vakgroepen is de lijn met de sectoren gewaarborgd.
LTO Noord wil met de bestuurlijke vernieuwing bereiken dat er efficiënter wordt gewerkt, de organisatie slagvaardiger is in de belangenbehartiging en leden meer betrokken zijn bij de belangenbehartiging.
De afdelingsvoorzitters komen in de nieuwe structuur samen in het regionaal overleg. Voorstellen uit dit overleg gaan naar het regiobestuur. ‘Het provinciaal overleg verdwijnt als orgaan. Maar als provincies dat willen. kunnen ze dit overleg zelf blijven organiseren’, zegt Harm Veen, jurist van LTO Noord.
Roland Kip, directeur van LTO Noord, gaf bij de start van de bijeenkomst voor vakgroep- en commissieleden aan dat er één model is gepresenteerd, maar dat dit niet in beton is gegoten. ‘Daarover gaan we met elkaar in gesprek.’
De ambitie van LTO Noord is per 1 januari 2017 drie regiobesturen te hebben. Dat sluit aan op ontwikkelingen bij overheden zoals het ministerie van EZ en organisaties zoals VNO/NCW, die ook steeds meer regionaal werken.
De werkorganisatie van LTO Noord is al georganiseerd in drie regio’s. De beleidsmedewerkers zijn werkzaam voor een regio, waarbij voor een thema zoals water één specialist wordt ingezet voor meerdere provincies.
‘Dat willen we straks ook in een regiobestuur bereiken: dat bijvoorbeeld de portefeuillehouder Water werkzaam is voor alle provincies in de regio’, aldus Kip.

Jonge talenten

De bestuurlijke vernieuwing geeft LTO Noord ook de mogelijkheid om jong bestuurlijk talent te binden aan de organisatie. ‘In de regio’s, maar ook in de provincies, zijn voor specifieke onderwerpen ad hoc commissies op te richten’, lichtte Veen toe. ‘Dat biedt de kans voor zo’n commissie om jonge leden te betrekken. Op deze manier zijn meer mensen te betrekken bij het bestuurswerk. Dat maakt de organisatie minder statisch, meer flexibel.’
De stuurgroep Bestuurlijke regiovorming neemt alle reacties mee in het uiteindelijke plan voor regiovorming. Dit jaar volgt een besluit van het algemeen bestuur of het voorgestelde model in de ledenraad gebracht kan worden. De ledenraad beslist hierover.