Overzichtelijk wildbeheer met behoud van weleer

Huibert Polak (55) is een van die zeldzame biotoopcoördinatoren, die vanuit hun hoofdfunctie zicht hebben op wildbeheer. Een handhaver met een groot netwerk tot ver over de grenzen van de eigen WBE. Hij weet ‘hoe de hazen lopen’. Zijn bedje is bovendien gespreid door een illustere voorganger uit een roemrijk jagersgeslacht. Jan Maris (78): “onze familie en die van De Schutter jagen al meer dan honderd jaar lang een dag in het seizoen samen.” De lange traditie van ‘ons kent ons’ in het door dijken en water begrensde gebied waarborgt kwaliteit.

Reeënwissel

Parallel aan de Kwartiersedijk vormt een lint van elzen en populieren en ondergroei een mooie buffer voor dekking van het wild tussen de dijk, een smalle strook grond en de rivier de Dintel. Die gaat verderop richting Breda over in het riviertje de Mark. Aan de overzijde de immense suikerfabriek van Stampersgat. Huibert wijst op een reeënwissel, halverwege het pad naar beneden. ‘Er zitten hier reeën in de dekking. Vorige week zag ik ze nog alle vijf op de akker.’

Bij het landschapselement – het is februari – is een ploegje van zes man, waarvan drie zagers, aan het werk. Het brandhout wordt direct afgevoerd, de takken gaan op rillen. Goed voor amfibieën, vogels en kleinwild. We komen hier iedere vijf à zes jaar. Het andere element, dat we bezoeken, iets verderop in een driehoek tussen dijk en rivier ziet er al even puik uit. Een schoongekante sloot naast een breed werkpad.
De biotoopcoördinator is fulltime als handhaver in dienst bij de gemeente Roosendaal. Hij is BOA, domein twee (milieu en welzijn). Tot zijn werkgebied behoort ook de Wouwse Plantage waarvan SBNL eigenaar is. Voorts is hij binnen zijn functie ook één dag boswachter in de Biesbosch en één weekend per maand werkzaam voor het Zeeuws Landschap. Een breed takenpakket. Niets ontgaat hem: vriendelijk, afwachtend, anderen ruimte gevend, maar ook gedecideerd als het moet. De biotoopcoördinator speurt naar keutels van de vos. De vossenstand is beperkt dankzij de geringe dekking in de polders. Slechts een paar roodrokken per jaar leggen het loodje door het geweer. De WBE houdt eens per jaar een kraaien- en een vossendag.

Wietplanten

WBE-voorzitter Jan Mastenbroek sluit zich aan bij het gezelschap. Hij roemt de natuur. ‘Het eerste speenkruid ontluikt, ook orchideeën komen hier voor en we leveren „strijd” tegen de berenklauw.’ Jan Maris wijst op een van de opengewerkte plekken om licht en verjonging toe te laten. Een slimmerik
bedacht dat hij op zo’n open plek mooi hennep kon telen.
‘Ik zag eens enkele afgeknipte wietplanten. Het jaar daarop stonden er enige tientallen te blaken’, vertelt Jan. ‘Mooi
verscholen plekje zal de zaaier gedacht hebben, maar van toen af aan heeft hij er geen plezier meer van gehad.’
Er is ook andere overlast: ganzen. Zowel grauwe als Canadese ganzen hebben het op het groen in de polders voorzien.

Banden met SBNL

Twintig jaar geleden was de plek nog open. Het was een dichtgestorte vuilnisbelt. De WBE plantte elzen en populieren, maar die gingen dood. ‘We hebben toen SBNL ingeschakeld. De tweede aanplant sloeg wel aan. We hebben meerdere soorten geplant. Er staat nu bijvoorbeeld ook sleedoorn en tamme kastanje.’ Hij geeft aan dat de WBE erop toeziet om volgens de richtlijnen van SBNL te werken qua uitrusting en veiligheid bij het zagen.

De banden met SBNL werden nog nauwer doordat de zoon van Jan Maris in dienst trad bij SBNL. Willem Maris was als bioloog de voortrekker van een groot patrijzenproject van SBNL begin jaren negentig. Een van de vijf proefgebieden lag op de kleigronden van deze West-Brabantse WBE.
Jan wijst er nog met trots erop dat zijn vader een der eersten was die 50 gulden overmaakte bij de oprichting van SBNL. Het bedankbriefje heeft hij nog steeds bewaard.

Goede samenwerking

De voorzitter zegt dat er niet alleen met SBNL een goede samenwerking is, maar ook met veel andere organisaties, te beginnen bij de regionale SBB-beheerder. Met de gemeente en het waterschap zijn er eveneens goede contacten.
De WBE faciliteert verder hondenverenigingen, die op de terreinen willen oefenen. De Drentse Patrijs en Langhaar voelen zich er thuis.
Jan Mastenbroek benadrukt dat er nog steeds rekening wordt gehouden met de jagende familiebelangen, bijvoorbeeld die van de Snoeys en Danen in het zuiden van zijn WBE.
Traditioneel zijn de contacten altijd van vader op zoon overgegaan. Iedereen kent iedereen. Hij geeft een markant voorbeeld: ‘Ik ben zelf uit de regio afkomstig. In een gesprek met zager Bom, eveneens uit de regio, zei hij „kom niet aan de Fendert” (red: Fijnaart) en wist zo uit het hoofd de adressen waar mijn neef, zijn vader en mijn oom hun bedrijf en woonhuis hadden. Ons kent ons.’

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    10° / 4°
    30 %
  • Zondag
    11° / 2°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
Meer weer