DuRPh: zuinig zijn op resistentiegenen

In de eindfase van het DuRPh-onderzoek naar het inkruisen van phytophthoraresistentie via cisgenese is veel aandacht besteed aan resistentiemanagement. Doel is de resistentiegenen beschermen tegen een doorbraak van de agressiever wordende phytophthoraschimmel.

Haijo DoddeSinds het vanaf de jaren zeventig duidelijk is dat ook in Europa Phytophthora infestans zich zowel ongeslachtelijk als geslachtelijk kan vermeerderen is het ook duidelijk dat de schimmel of eigenlijk oömyceet zich genetisch snel kan aanpassen.
In de praktijk zorgt het ervoor dat de ziekteverwekker steeds agressiever lijkt te worden. Daardoor bestaat er meer kans op doorbraak van diverse beheersmaatregelen. Voorbeelden zijn middelen die minder goed werken of rassen die gevoeliger worden.
Doel van het onderzoeksprogramma 'Duurzame Resistentie tegen Phytophthora' (DuRPh) is een duurzame resistentie tegen phytophthora te realiseren.
Basis voor de resistentie is het inkruisen of inbouwen van soorteigen resistentiegenen uit wilde aardappelsoorten via cisgenese. Dit gebeurde in het onderzoek in aardappelrassen als Première en Désirée, waarbij de rassen afgezien van de resistentie verder hun eigen identiteit behouden.
Vorige week tijdens een bijeenkomst voor landbouwjournalisten vanwege het beëindigen van het DuRPh-onderzoek gaf onderzoeker Geert Kessel van Wageningen UR uitleg over het belang van het beschermen van de resistentie. 'Er zijn wereldwijd zo'n vijftien tot twintig bronnen bekend voor isolatie van resistentiegenen. Deze genen zijn niet onuitputtelijk en daarom moeten we er zuinig op zijn.'

Eiwitten herkennen

Kessel vertelt dat Phytophthora infestans tijdens een infectie eiwitten produceert. Een goed werkend resistentiegen herkent een van de eiwitten en grijpt in voordat het ziekteproces op gang komt.
Via een natuurlijke genetische verandering van phytophthora veranderen soms ook deze eiwitten. Het betreffende resistentiegen herkent 'zijn eigen eiwit' vervolgens niet meer waardoor een gewas weer wel geïnfecteerd raakt. De doorbraak van de resistentie is daarmee een feit.
'Van phytophthora zijn al veel varianten bekend', stelt Kessel. 'Dat blijkt uit de inventarisatie van het Europese netwerk EuroBlight. Veelvoorkomende genotypen in Europa zijn Blue 13, Pink 6 en Green 33.'
Op een proefveld bij Wageningen zijn de effecten te zien van methoden om de ingebouwde resistentie tegen phytophthora te beschermen. De demo-objecten zijn aan het eind van de zomer geïnoculeerd met het genotype Blue 13 vanwege het uitblijven van natuurlijke infecties.
Belangrijke maatregel is de stapeling van resistentiegenen in een aardappelvariëteit. Al vanaf het begin is daarmee binnen het DuRPh-onderzoek geëxperimenteerd. Aanvankelijk met twee verschillende resistentiegenen, later met drie en uiteindelijk ook met vier resistentiegenen uit verschillende bronnen.
In de objecten is goed te zien wat stapeling van resistentiegenen doet bij het ras Désirée. De onderzoekers maakten gebruik van resistentiegenen die een breed spectrum aan phytophthorafysio's herkennen en genen die slechts werken op een specifiek genotype. 'Het breed werkend spectrum is duurzamer en dat geldt zeker als er meerdere genen zijn ingebouwd', vertelt Kessel.
Naast Désirée zijn op het proefveld objecten geplant met Carolus, Bionica en Sarpo Mira. Deze rassen bevatten resistentiegenen die op conventionele manier zijn ingekruist. Bij Carolus is de resistentie gebaseerd op een enkele gen dat sterk is tegen Blue 13. Kessel: 'Vorig jaar was op ons proefveld de variatie aan phytophthorasoorten veel groter en toen werd Carolus aan het eind van het seizoen behoorlijk aangetast.'
Bionica beschikt over twee resistentiegenen en Sarpo Mira zelfs over vier. Beide rassen zien er op het proefveld vrij goed uit, al vertelt Kessel wel dat onder in het gewas aangetaste bladeren te vinden zijn.
Heel opmerkelijk in de demoproef is het veldje met een Désirée-kloon met twee resistentiegenen waarvan bekend is dat van allebei de resistentie doorbroken is door Blue 13. Toch laat dit veldje geen aantasting zien. 'Dit een aanwijzing voor een soort synergie waarbij twee resistentiegenen elkaar versterken. Verder zien we dit als bevestiging dat resistentiegenen ook na een doorbraak nog te gebruiken zijn.'
Als bescherming van de resistenties zijn alle aangelegde objecten op het demoveld van DuRPh voor de helft bespoten met lagere doseringen aan fungiciden. De andere helft is niet behandeld. De bespuitingen betreffen vijf preventieve behandelingen met gangbare middelen kort voor een verwachte infectie van phytophthora. Als dosering is 25 procent van het standaardadvies van het te spuiten middel aangehouden.
Gedachte achter deze strategie is volgens Kessel het voorkomen van de vorming van agressievere phytophthorasoorten die resistenties doorbreken. De resultaten van deze ondersteuningsbespuitingen zien er goed uit. Bij resistente klonen die onbespoten aangetast zijn, blijken de bespoten objecten nog volledig gezond.

Ondersteuning chemie

'Het is dus mogelijk om de resistente klonen met chemie te ondersteunen en daarbij toch tot 80 procent te besparen op het fungicidegebruik', verklaart Kessel.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    14° / 7°
    70 %
  • Zaterdag
    15° / 7°
    70 %
  • Zondag
    15° / 5°
    20 %
Meer weer