Amerika staat sterker bij TTIP

Jan van LiereTwaalf landen rond de Stille Oceaan werden het begin deze week eens over TPP, na tien jaar onderhandelen. Belangrijke partners zijn de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Verder doen ook Brunei, Chili, Japan, Maleisië, Mexico, Peru, Singapore en Vietnam mee.
De onderhandelingen duurden drie jaar langer dan gepland, onder meer door forse meningsverschillen over de landbouwexport. Zo wil Nieuw-Zeeland meer zuivel uitvoeren. Ook rijst (Japan) en suiker (VS) waren belangrijke dossiers.
Er ligt nu een principe-akkoord waar de nationale parlementen van de meeste betrokken landen nog over moeten oordelen. De definitieve ondertekening wordt op z’n vroegst in de loop van volgend jaar verwacht.
Dat de VS het eens zijn geworden met deze landen brengt de Europese Unie in een zwakkere positie bij de onderhandelingen over TTIP, het voorgenomen vrijhandelsverdrag tussen de VS en Europa. ‘Amerika heeft een belangrijke slag geslagen’, oordeelt Klaas Johan Osinga, LTO-specialist Internationale zaken.
Hij waarschuwt dat Brussel initia-tieven moet nemen om te zorgen dat de EU niet aan de zijlijn komt te staan. Dat is met name belangrijk voor de export van land- en tuinbouwproducten. De VS zijn bijvoorbeeld de belangrijkste afzetmarkt voor Europese zuivel. Wanneer er geen TTIP-akkoord komt, krijgen concurrenten van de andere kant van de wereld een belangrijke voorsprong.
Tijdens een Kamerdebat over TTIP wees ook VVD-woordvoerder Fred Teeven daarop. Als TPP van kracht wordt, krijgen concurrenten als Australië en Nieuw-Zeeland een betere toegang tot de Amerikaanse markt. Zonder TTIP-akkoord kan Europa de agrarische export naar de VS wel vergeten, meent Teeven.
Osinga stelt dat ook de relaties met landen als Japan en Vietnam alle aandacht vergen. Het zijn interessante afzetmarkten voor bijvoorbeeld vlees uit Nederland. ‘Maar als we niet oppassen, komen we straks die landen niet meer binnen.’

Positief met voorwaarden

LTO heeft een duidelijk standpunt over TTIP, aldus Osinga. ‘Onze grondhouding is positief, maar wel met een aantal voorwaarden. Zo mag niet worden toegegeven op onze kwaliteitsstandaarden, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn en van ggo’s. En er moet voldoende bescherming komen voor kwetsbare sectoren als de vleesproductie.’