Schrama 'scheert' zich naar eigen farm

Als 23-jarige vertrok Karel Schrama in 1978 vanuit Diemen naar Nieuw-Zeeland om schapen te scheren. Doel was om korte tijd wat bij te leren en bij te verdienen. 37 jaar later woont hij nog in het kiwiland en heeft hij twee bedrijven met in totaal tweeduizend schapen. Zijn dochter en zoon treden in zijn voetsporen.

Als jonge jongen verdiende Schrama in het Hollandse laagland een leuk zakcentje als schaapscheerder. Rijp voor het avontuur werd hij getriggerd door een kennis die naar Nieuw-Zeeland was geweest om daar schapen te scheren. Het land aan de andere kant van de wereld kende toen nog meer dan 70 miljoen schapen, tegen minder dan 30 miljoen nu, en vraag naar schaapscheerders was er het hele jaar rond.
De destijds vrijgezelle Schrama zwier samen met een groep boerenzoons het Noordereiland af om schapen te scheren. Zo leerde hij het vak. Leren, want het scheren down under gaat anders dan in Nederland.
'Waar we in Nederland beide handen gebruiken om te scheren, houden we het hier bij één hand en draaien we het schaap mee', vertelt Schrama. 'Je moet de slag te pakken krijgen, maar als dat lukt, dan gaat het veel sneller dan de Nederlandse methode. Ik het dat jarenlang gedaan en nu doet mijn zoon Jacob hetzelfde.'

Eigen bedrijf

De verdiensten maakten dat Schrama zicht kreeg op een eigen bedrijf. Dat maakte dat hij in Nieuw-Zeeland bleef. Na zes jaar schapen van anderen te hebben geschoren, lukte dat. Schrama kocht in Southland, de zuidelijkste provincie van het Zuidereiland, zijn eerste eigen bedrijf met 180 schapen en 13 hectare. Kosten: 850 euro per hectare. Inmiddels is het zeker 15.000 euro per hectare waard.
'De prijzen waren in dit gebied het laagst omdat het een 'Nederlands' klimaat kent. Het is hier vaker nat en koud dan in de meeste andere delen van het land', verduidelijkt Schrama.
Vanzelfsprekend was deze aankoop niet. In 1983 kreeg Schrama een tumor in zijn rechterbeen. Sindsdien gaat hij met een kunstbeen door het leven. Het leverde hem veel moeite op om bij de bank leningen te krijgen. 'Als je niet goed kunt lopen, denken ze dat je ook dom bent of zo.'
De 180 schapen waren niet voldoende om van te leven. Schrama werkte daarom tien jaar lang op een slagerij, naast het eigen bedrijf. Thuis kreeg hij hulp van zijn vrouw Marjo, die hem nog altijd volop bijstaat.
Het bedrijf groeide flink door. Na de 13 hectare volgde een bedrijf van 50 hectare. Dat werd later ingeruild voor de huidige stek bij het plaatsje Hedgehope. Daar houdt het echtpaar duizend schapen op 87 hectare.
Later kocht het stel een tweede locatie op 45 minuten rijden erbij van 130 hectare. Ook hier lopen zo'n duizend schapen. Op deze locatie, gelegen nabij de plaats Waikoikoi, wonen en werken dochter Esta en schoonzoon Tim Naylor. Zij zijn de opvolgers van het bedrijf (zie kader).
Het bedrijf moet het hebben van lage kosten en eigen arbeid. Karel en Marjo Schrama redden zich grotendeels op hun locatie en Esta en Tim op die van hen. Bij het lammeren, behandelen en scheren staan ze elkaar bij.
Echte drukte is er rond het aflammeren. Dat begint in Hedgehope in september. Vijf weken later hebben dan zevenhonderd oudere dieren gelammerd. De driehonderd eenjarige ooien komen twee weken daarna.
Alle schapen die lammeren, haalt Schrama met de quad en een karretje naar de schuur. Althans, veel meer dan een halfoverdekte beschutting kun je het niet noemen. 'Het is louter om de dieren even aan een goede start te kunnen helpen, ze te registreren en op het oog te hebben in de kwetsbaarste periode.' Een dag na de geboorte gaan ze al weer de schuur uit om ruimte te maken voor nieuwe kroost met hun moeder.
Rond 1 april laat Schrama de ram erbij. Minimaal één ram op honderd schapen. 90 procent van de oudere dieren is dragend binnen de eerste cyclus. 'Dit lukt door de ram goed in conditie te hebben en de ooien niet te vet', stelt de schapenhouder. De rammen blijven wel langer lopen tot ze de opbrekers succesvol dekken. 'Ik heb liever een laat geboren lam dan geen lam', zegt hij.
'De datum van aflammeren is erg belangrijk. Wij werken namelijk met de grasgroei mee. Vanaf 1 september neemt die gestaag toe als het voorjaar begint. Van half oktober tot ongeveer 1 december is de grasgroei op volle kracht en zijn de lammeren ook in volle groei. Zij zijn dan enkele weken oud en kunnen veel gras opnemen waarvan het aanbod er dan ook is', vertelt de ondernemer.
'In de winter lopen de dieren op een veld met kolen en cichorei dat we speciaal inzaaien om voldoende voedselaanbod te creëren. Ons systeem werkt op deze wijze eigenlijk geheel zonder bijvoeren', vervolgt de schapenhouder.

1,6 lammeren gemiddeld

De gemiddelde worp bedroeg afgelopen jaar 1,6 lammeren. Schrama is daar tevreden mee. De schapen zijn nu veelal van het ras Highlander. Dat is een kruising van Romney (50 procent) welk ras goede klauwen fokt tegen natte omstandigheden en veel wol, Fin (25 procent) voor meer lammeren per ooi en Texelaar (25 procent) voor meer vleesgroei. Het andere ras dat Schrama fokt, is Coopworth. Dit is een kruising tussen Romney en Border Leicester.
De eerste lammeren worden vanaf begin december van de ooien gescheiden. Op een gewicht van 17,5 tot 18 kilo gaan ze naar het slachthuis, voor een prijs die nu rond de 65 euro per lam ligt. Daarnaast zorgt de opbrengst van de wol momenteel voor zo'n 15 procent van de opbrengst op het bedrijf. De prijs daarvoor ligt nu rond de 3 euro per kilo.
'Dat is vroeger hoger geweest, maar de laatste jaren was het veel slechter', vertelt Schrama. 'Sinds twee jaar is de prijs weer knap bijgekomen. Het dalende aantal schapen in Nieuw-Zeeland speelt ons daarbij in de kaart.'

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Donderdag
    10° / 3°
    70 %
  • Vrijdag
    12° / 3°
    30 %
  • Zaterdag
    17° / 7°
    70 %
Meer weer