De onverzettelijke kievitenjager

Bepaalde jachtpartijen die bijdragen aan de rijkdom van een regio weerstaan zo goed en zo kwaad als het gaat de zware druk van de standaardisering. Een reportage bij redders van een jachtvorm uit vervlogen tijden.

Max, een oude jager uit de Ardennen, ontvangt ons in zijn hut met een hete kop koffie. Binnen is het behoorlijk comfortabel, vergelijkbaar met onze schuilhutten.

Leerschool

Zoals voor alle jagers op trekvogels, zijn de weersomstandigheden essentieel. ‘De kievit vertrekt weer bij zacht weer en bij voorkeur bij een westen- of zuidwestenwind’, verklaart Max. Die ochtend profiteren we van een lichte mist, wat vorst en een oostenwind. Maar goed, er zijn opklaringen voorspeld in de namiddag en daar moeten we maar in geloven.
Max en zijn team leggen ons hun jachttechnieken uit. De lokvogels (levende kieviten), die men ook wel ‘martyrs’ (martelaren, red.) noemt, worden op hun plek gezet.
Er wordt een lijn gemaakt van drie lokvogels aan de rechterkant en een lijn van twee aan de linkerkant. En kijk, daar ontstaat de omtrek van een vijver. Max corrigeert me vriendelijk: “We noemen dat geen vijver maar een ‘Glauye’.” Dit wateroppervlak, dat vaak kunstmatig wordt gecreëerd, omvat 1200 m² met een diepte van 20 tot 30 cm. In het midden is er een rechthoek, vaak een stuk gras van 6 bij 16 meter, dat niet onder water staat en dat ‘het park’ genoemd wordt. In feite is dat stuk park de plek waar de kieviten kunnen zitten, het is eigenlijk een soort golfbaan die dient als landingsterrein voor de vogels.
De vijf lokvogels worden nu vastgemaakt aan hun staart en staan op een klein heuveltje dat boven het water uitsteekt aan elke kant van het park.
Eerst moeten de lokvogels worden gevoed. En een kievit eet geen tarwe. Uitgerust met een emmertje gaan we op zoek naar regenwormen. ‘De techniek is simpel,’ legt één van de ‘vagnolis’ (zo worden de jagers genoemd) uit. ‘Je loopt over de vochtige grond, beweegt van de ene voet op de andere, totdat de wormen naar boven komen.’ En het werkt! Na een half uur hebben we ongeveer een kleine honderd wormen verzameld.
Enigszins vermoeid komen we terug bij onze gastheer en laten hem onze opbrengst zien. ‘Met zo’n hoeveelheid kunnen jullie een week vooruit.’ Maar Max is het daar niet mee eens, want een kievit eet wel twintig wormen per dag. En inderdaad, als we de wormen uitdelen, constateer ik dat de lokvogels onze prooi heel snel verorberen, te snel voor mij.
Vervolgens gaan we opnieuw aan de slag met het waterpeil van de Glauye. Om die reden staat er al een uur een waterpomp te draaien. Het is inderdaad noodzakelijk dat het waterpeil exact is aangepast aan het oppervlak van het park, omdat de kieviten in het bereik van de netten moeten gaan zitten.

Altijd iets te doen

De tijd gaat snel, het is al tien uur. Max besluit om één van de lokvogels te vervangen, omdat die tekenen van nervositeit vertoont. Eén van de vogels die gisteren is gevangen, zal hem vervangen. Tot mijn grote verbazing wordt de kievit, die is losgemaakt van de Glauye, eenmaal verlost van het elastiek en na een kus op zijn kop, in de hand gehouden tot hij weg vliegt.
Zo wordt de lokvogel, na zijn goede en trouwe diensten, vrijgelaten, en kan de terugtocht voortzetten.
We helpen dus met de uitrusting van zijn opvolger. In feite wordt de staart in tweeën gebogen en met een ingewikkelde knoop vastgemaakt met een elastiek en dan vastgemaakt aan een wartel, ongeveer zoals de talingen en andere ‘wilde soorten’, die worden vastgemaakt aan hun poot op een plateau. In het geval van de kievit wordt de wartel bevestigd aan een metalen stang van een meter lang die verticaal in werking wordt gezet zodat ze gaan fladderen.

Een moeilijke opstelling

De tijd tikt voort, maar er gebeurt nog steeds niets bijzonders aan de horizon. Marcel zegt: ‘We hebben de meeste kans aan het eind van de middag, omdat er vandaag tractoren aan het werk zijn, en die worden gevolgd door de kieviten’. Volgens hem zullen ze ’s avonds hun buik gevuld hebben met regenwormen, maar zullen ze even willen badderen en hun pootjes schoonmaken, die vies van de modder zijn. En op dat moment kunnen we misschien onze slag slaan.
De anderen knikken instemmend, en het gesprek gaat verder over de techniek van deze manier van jagen. Men legt ons de opstelling en het dichtklappen van het net tot in de details uit. In het algemeen maakt iedereen zijn eigen net, dat is gemaakt van twee slagnetten van vlas, 17 meter breed en 2,30 meter breed.
Tot 1905 waren de mazen van het net 5 cm van knoop tot knoop. Vervolgens, na die datum, werden de jagers door de wetgeving verplicht om mazen van 8 cm te gebruiken om te voorkomen dat er kleinere vogels werden gevangen.
Voorafgaand aan elk nieuw jachtseizoen laat elke vagnoli zijn net in een bad van eikenschors weken om ervoor te zorgen dat het niet gaat rotten en minder zichtbaar wordt. Het net wordt tussen twee ‘claugnes’ opgehangen, twee houten balken van 1,80 meter lang. Dat alles met de grootste precisie. De twee balken worden elk aan de zijkanten van het park vastgemaakt, met behulp van een springveer, en vastgehouden door houten pinnen die in de grond zitten. Een ijzerdraad verbindt het mechanisme met de hut, waar een handgreep is gemaakt, de zogenaamde ‘billette’ (blokje). Daarmee kan men het hele apparaat loslaten op het moment suprême. Het is moeilijk om dit te installeren en het vergt bij elk nieuw seizoen een precieze instelling.

Een heftig moment

Het is 15.00 uur, en op enkele vluchten in de verte na, is er nog steeds geen enkel moment voor een mooie actiefoto, maar het verhaal over het bewerken van het land geeft ons hoop.
17.00 Uur, er wordt een kleine vlucht opgemerkt door een van de twee jongeren, en allebei proberen ze hen naar ons toe te lokken. Met het fluitje in de mond, klinken de ‘Pie-Vouit’ nog echter dan in de natuur zelf. De lokvogels worden geprikkeld door kleine rukjes aan het touw en ja, de vlucht maakt een scherpe bocht. Max legt me nog eens uit dat ze opnieuw langs de linkerkant zullen komen tegen de wind in. Jean-Luc en ikzelf zijn klaar, we moeten geen fouten maken want er is geen tweede kans. In het vizier van de kijker is het gezichtsveld zeer beperkt, de vogels zijn gepasseerd en opnieuw langs de linkerkant weggevlogen. Ik heb ze uit het oog verloren en ik hoor Jean-Luc de groothoeklens al losmaken, maar dan hoor ik de touwen van de lokvogels, de ‘piwits’ en de kieviten die antwoord geven. Na een klein paniekmoment heb ik ze in beeld; daar komen ze aangevlogen, de vleugels krom, de kop gebogen. ‘Ze vertrouwen het zaakje, ze gaan landen, ze gaan landen’, roept Max.
De helft van de groep vliegt nog wat en dan slaat het net met een grote klap dicht. Max zet zich schrap en houdt de handgreep vast en buigt naar achteren om het net plat te houden.
Jemig, ik denk dat het wel moet lukken; ondanks het slechte licht zullen we toch een paar mooie foto’s hebben van dit dichtslaan van het net.

Een geweldig succes

Iedereen is al naar het park gerend om de vogels uit elkaar te halen en de val weer op te zetten.
‘Mannen, dit was een geweldig succes, dit is de vangst van het jaar. Negentien kieviten in één net, dat overkomt je niet elke dag’, zegt Max.
Ik heb nog steeds de beelden in mijn herinnering van die vlucht vogels die rustig op dat groene rechthoek ging zitten en dan dat net dat met veel lawaai uit het water kwam. En tegelijkertijd hoop ik dat de wet deze traditie van vijf eeuwen oud zal laten bestaan.
Max en zijn collega’s kennen enkele jongeren die in deze jacht geïnteresseerd zijn, en die hun jaarlijkse verlof in de laatste weken van februari opnemen.
Nogmaals dank voor dit geweldige moment.

Tekst: Dominique Gest Vertaling: Martine Verschure Foto’s: Dominique Gest, Henk Spijkerman Natuurfotografie

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    12° / 3°
    30 %
  • Zaterdag
    17° / 7°
    70 %
  • Zondag
    18° / 11°
    50 %
Meer weer