Ausnutria wil meer geiten- en koemelk verwerken

Ausnutria Nederland (voorheen Ausnutria Hyproca) is de Nederlandse tak en een van de twee grote dochterondernemingen van Ausnutria Dairy Corporation, een beursgenoteerd bedrijf in Hongkong. De omzet van het moederbedrijf bedroeg in 2017 ruim 500 miljoen euro. De winst steeg naar 39,4 miljoen euro.

De groei in geitenmelk kwam bijna volledig bij eigen boeren vandaan

Bart van der Meer, directeur Ausnutria Dairy Corporation en Ausnutria Nederland

Van der Meer (72) is CEO van het moederbedrijf én Ausnutria Nederland. Hij denkt na over opvolging voor zijn positie in Nederland. 'Mijn kracht ligt meer bij het strategisch beleid en de financiële sturing vanuit mijn positie bij Ausnutria Dairy Corporation.'

Aandelen

Van der Meer bezit zelf bijna 11 procent van de aandelen. Dat percentage lag tot begin april hoger, maar hij zag zijn aandelenpositie verwateren door uitgifte van nieuwe aandelen aan het Chinese staatsfonds Citic. 'Deze financiële injectie verstevigt onze positie in China en daarbuiten. Tevens wordt daarmee de deur voor overnamekandidaten afgegrendeld. Het bedrijf levert nog een te mooie winst op om van de hand te doen.'

Ausnutria startte onlangs haar compleet nieuwe productielocatie in Heerenveen op. De zuivelfabriek draait sinds eind vorig jaar. Het is naast Ommen, Leeuwarden en Kampen de vierde en grootste locatie, met een capaciteit van tweemaal 40.000 ton aan blikken kinder- en babyvoeding.

In november keurden de Chinese autoriteiten de locatie goed en kreeg het bedrijf voor vijf jaar een licentie om haar hoogwaardige producten naar China te exporteren. De toekomst lacht het bedrijf daarmee toe, stelt Van der Meer.

In hoeverre is de nieuwe locatie al in productie voor de markt?

'Sinds begin dit jaar produceren we echt voor de markt, maar het zijn de laatste kinderziektes die worden verholpen. Er moeten hier per minuut 180 blikken van 900 gram kindermelkpoeder en 300 blikken van 450 gram van de band afrollen. Dat vraagt een zeer secure afstemming. De laatste hobbels daarbij zijn bijna verholpen.'

Uw capaciteit vermeerdert daarmee enorm. Heeft dat gevolgen voor de andere locaties?

'Alle locaties blijven gewoon in productie. Kampen en Ommen beleveren onder andere deze nieuwe locatie.

'In Kampen wordt de wet blending van melkpoeder verzorgd en is de capaciteit nu al bijna te klein. Daarom hebben we plannen om bij deze nieuwe locatie in Heerenveen in 2020 ook daarvoor nieuw te bouwen. Kampen blijft daarna gewoon open. Je moet ook om je back-upplan denken.'

Door het eisenpakket vanuit China en de Verenigde Staten duurde de bouw veel langer dan gedacht. Hoe zit dat?

'De eisen voor zuivelproductie zijn sowieso erg hoog en worden steeds verder aangescherpt. Daarbij richten wij ons met onze kindervoeding vooral op China. Dat stelt dat er maximaal drie onderscheidende producten in één locatie mogen worden geproduceerd.

'Om die reden is met voortschrijdend inzicht deze locatie opgedeeld in twee units. Zo kunnen we hier tweemaal drie verschillende merkproducten maken en in Leeuwarden nog eens drie andere.

'Twee van die negen producten zijn onder eigen merk. Kabrita voor kindervoeding van geitenmelk en Neolac, babyvoeding van biologische koemelk. De andere merken produceren we hier in Nederland voor ons zusterbedrijf in China.'

Bent u niet te afhankelijk van China als afzetmarkt?

'Eigenlijk wel ja. Wij zijn de laatste jaren steeds met ruim 40 procent per jaar gegroeid. Dat is puur door een toenemende vraag.

'Die groeiende vraag naar onze producten is groter vanuit China dan uit de rest van de wereld. Daarom halen we inmiddels bijna 75 procent van omzet daarvandaan. De komende jaren proberen we dat weer recht te trekken naar 60 procent China en 40 procent elders.'

Waar liggen verder jullie groeikansen?

'Onze producten gaan nu al de hele wereld over. In kindervoeding uit geitenmelk zijn we marktleider. Gezien de vraag naar deze producten kunnen we jaarlijks wel weer ruim 40 procent groeien, maar ik zet in op circa 30 procent groei per jaar.

'Groei moet je namelijk managen in je hele organisatie en dat valt nog niet mee. Concreet richten we ons onder andere op de Verenigde Staten om daar babyvoeding op basis van geitenmelk te kunnen leveren.

'Daarvoor loopt een clinical trial in samenwerking met ziekenhuizen, waarbij baby's onze producten krijgen. We zijn dicht bij een licentie om te mogen leveren. Zo'n uitgebreid testtraject schetst wel dat nieuwe markten aanboren vaak tijdrovende en dure processen zijn.'

Groei betekent ook dat u meer melk nodig hebt. Gaan Nederlandse koeien- en geitenboeren dat merken?

'In zekere mate wel, maar ondanks de sterke groei blijven wij een kleine speler in het geheel. Geitenmelk krijgen we via ruim vijftig geitenhouders. Dat is iets meer dan twee jaar geleden – er kwamen een paar starters bij – maar de groei is bijna autonoom gerealiseerd, doordat onze geitenhouders zelf hun melkproductie ruim 15 procent lieten stijgen.

'Koemelk krijgen wij via Farmel. Van dit bedrijf bezitten wij 50 procent van de aandelen. Farmel levert ons zowel biologische als gangbare melk.

'Vooral hier in Noord-Nederland vissen we in dezelfde vijver als bijvoorbeeld A-ware naar melk. Die concurrentie is louter gezond en goed voor de markt. Maar onze totale melkplas is voor koemelk met 70 miljoen kilo bescheiden. De markt zal onze groei derhalve merken, maar de impact daarvan moet je niet overdrijven.'

Hoe verleidt u melkveehouders? Door het fosfaatrechtenstelsel komt er immers weinig extra melk beschikbaar?

'Farmel biedt koeienboeren concurrerende contracten qua melkprijs. Dat werkt goed en ik heb geen reden te twijfelen dat dat goed blijft werken.

'Het speelveld qua zuivelindustrie is sterk in beweging, maar ook dat moet je in het juiste perspectief zien. Onze groei beïnvloedt de melkstroom naar andere zuivelbedrijven, maar FrieslandCampina blijft ook met iets minder melk echt nog veruit de grootste speler.

'Ook geitenmelk hebben we extra nodig, maar ik verwacht dat onze huidige geitenboeren gemiddeld gezien nog wel iets verder doorgroeien. Als we meer leveranciers nodig hebben, richten we ons bewust op Nederlandse boeren. Het Dutch Origin-label dat we nu voeren, is namelijk veel waard in de markt.'