Emissiearme aanwending drijfmest geeft meer broeikasgasuitstoot

Dat blijkt uit een analyse van CLM Onderzoek en Advies van de sterke en zwakke punten en kansen en bedreigingen voor bovengronds uitrijden van drijfmest ten opzichte van de emissiearme aanwending.

Uit de analyse komt naar voren dat emissiearme aanwending niet per definitie beter scoort dan bovengronds drijfmest uitrijden. Behalve de verschillen in emissies van ammoniak en broeikasgas, geeft bovengrondse aanwending minder risico op de uitspoeling van nitraat, maar wel weer meer risico op de afspoeling ervan. Wel geeft bovengronds uitrijden een lagere stikstofbenutting.

Om als melkveehouder in aanmerking te komen voor een vrijstelling van emissiearme aanwending, moet aan specifieke randvoorwaarden worden voldaan op het gebied van bemesting, weidegang en aandeel grasland. Daarbovenop stellen organisaties als de Vereniging tot Behoud van Boer & Milieu extra eisen voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

Aangepast bedrijfssysteem

Bovengronds drijfmest aanwenden staat dus niet op zichzelf, maar is vaak onderdeel van een aangepast bedrijfssysteem. Deze bedrijven mogen bijvoorbeeld geen gebruikmaken van derogatie, ze moeten weidegang toepassen, ze mogen geen dierlijke mest van andere bedrijven aanvoeren en er worden eisen gesteld aan de kunstmestgift, de intensiteit van het bedrijf, het ureumgetal en het stikstofoverschot.

Met die aangepaste bedrijfsvoering, zoals het minder inzetten van kunstmest, worden de stikstofverliezen beperkt. Zo worden voorwaarden gesteld aan de weersomstandigheden. Maar dit is volgens CLM Onderzoek en Advies lastig te borgen.

Daarmee is de wijze van aanwending volgens de onderzoekers van invloed op milieuaspecten. Het is per situatie verschillend hoe deze aspecten worden gewogen. Het is volgens de onderzoekers dan ook niet eenduidig vast te stellen welke aanwendmethode vanuit milieuoogpunt het best is.

Focus op ammoniak

Wel is er vanuit de overheid veel focus op de ammoniakemissie, waardoor dit nu zwaar weegt binnen de doelen die het beleid stelt. De onderzoekers adviseren daarom om de drijfmest te verdunnen, waardoor de ammoniakemissie en de stank worden verminderd.

Verder acht CLM Onderzoek en Advies het verstandig om de vereisten voor bovengronds aanwenden verder aan te scherpen, bijvoorbeeld door dit toe te staan op extensieve bedrijven en bedrijven met een lager ureumgehalte in de melk.