LTO: verplichten van onderzoek naar nieuwe rassen is onwenselijk

Maandag 11 december heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan voor nieuwe verordeningen over het in handel brengen van plantaardig en bosbouwkundig teeltmateriaal. Daarmee wordt gestreefd naar meer uniformiteit en eenduidigheid in de toepassing en interpretatie van de huidige richtlijnen. Een van de voorstellen is een verplicht duurzaamheids-, cultuur- en gebruikswaardeonderzoek voor rassen die nieuw op de markt komen.

Brancheorganisatie LTO Nederland ziet het verplichten van zo’n onderzoek als onwenselijk voor groente- en fruitgewassen en voor aardappelen. ‘De eisen vanuit de retail, consumenten en overheden over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten leiden vandaag de dag al tot vraag naar rassen die met minder middelen toekunnen en de nutriënteninput beter benutten’, zo staat in een persverklaring.

Daarnaast zoeken telers volgens LTO Nederland naar gewassen en rassen die beter bestand zijn tegen abiotische en biotische stress, veroorzaakt door klimaatverandering. ‘Een verplichte registratie van duurzaamheidseigenschappen zal daarom weinig bijdragen aan de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid, biodiversiteit en klimaat’, reageert de belangenbehartiger.

Hoge kosten

De belangenbehartiger is vooral bang dat de verplichting tot onderzoek ervoor gaat zorgen dat er juist minder nieuwe rassen op de markt worden gebracht. ‘Dit als gevolg van de hoge kosten die met dergelijke onderzoek gepaard gaan.’

LTO Nederland stelt voor dat leveranciers van teeltmateriaal verplicht worden om de raseigenschappen met betrekking tot duurzaamheid en resistenties door te geven aan de teler. Daarnaast vindt de organisatie dat er gemonitord moet worden op de duurzaamheidseigenschappen van nieuwe rassen die op de markt komen.

Ten slotte heeft LTO Nederland voorgesteld de verordening te beperken tot het teeltmateriaal dat voor verkoop in de handel wordt gebracht. ‘Het materiaal dat nog niet gereed is voor verkoop, maar wel getransporteerd wordt naar een locatie voor opschonen, verpakking en opslag moet buiten de verordening blijven.’