Gezamenlijk aardappelonderzoek gaat vertaalslag naar praktijk maken

Holland Innovative Potato (HIP), het onderzoeksprogramma van een consortium van bedrijven en organisaties in de aardappelsector, gaat een nieuwe fase in. Daarbij is het uitgangspunt om de opgedane kennis te vertalen naar toepassingen in de praktijk.

Gezamenlijk+aardappelonderzoek+gaat+vertaalslag+naar+praktijk+maken
© Nieuwe Oogst

De eerste fase van HIP had een looptijd van zes jaar vanaf 2018 tot en met 2023. Nu volgt een tweede fase tot en met 2028 met mogelijk een verlenging tot 2033. HIP is inmiddels geïntegreerd in het grote virtuele onderzoeksproject 'Crop XR' waarin Nederlandse universiteiten, hbo-instellingen en bedrijven samen werken aan verbetering van de plantweerbaarheid in diverse land- en tuinbouwgewassen.

Het totale budget voor 'Crop XR' de komende vijf jaar is 50 miljoen euro. Voor het aardappelonderzoek dat hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door Wageningen University & Research (WUR), is 6 tot 8 miljoen euro gereserveerd. Daarvan wordt het grootste deel gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en vanuit de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Het consortium met onder meer de belangenorganisaties NAO en Vavi, een aantal pootgoedbedrijven en alle grote Nederlandse verwerkers draagt 1,8 miljoen euro bij.

Het bestuur van HIP hield onlangs een bijeenkomst in Zoetermeer om partners en financiers bij te praten over de stand van zaken in het onderzoek en over de plannen voor het vervolg. Dick Hylkema, directeur van NAO en voorzitter van het bestuur van HIP, stelde daar dat kennisontwikkeling voor de Nederlandse aardappelsector essentieel is. 'De FAO wil dat de aardappelteelt wereldwijd in omvang verdubbelt. Nederland is daarbij een belangrijke spil. Willen we die positie handhaven, dan moeten we blijven werken aan ons kennisniveau.'


Building Blocks

Als onderzoeksprogramma is HIP opgedeeld in drie Building Blocks (BB) met elk een eigen thema. In BB1 houden onderzoekers zich bezig met de opbrengsten en kwaliteit van de aardappelen en de stabiliteit van de teelt. BB2 betreft screening op inhoudsstoffen in wilde aardappelsoorten en aansluitend daarop wordt in BB3 bekeken of deze screening iets oplevert voor het inkruisen van resistenties tegen vooral ziekten en plagen.

In een toelichting op BB1 vertelt WUR-onderzoeker Paul Struik dat het onderzoek is gericht op optimalisatie van productiesystemen en de interactie tussen aardappelplanten met de bodem. De deelprojecten die vallen onder BB1 hebben betrekking op de vitaliteit van pootgoed, de relatie tussen beworteling en stressbestendigheid, de ontwikkeling van opbrengstmodellen, de verklaring van verschillen tussen potentiële en werkelijke opbrengsten en de chemische communicatie tussen pathogene aaltjes en aardappelplanten.

De volgende fase van het onderzoek in BB1 wordt toegespitst op de relatie tussen genetica en agronomie. Centraal staat daarbij volgens Struik het ontwikkelen van toepassingsgerichte modellen die telers en kwekers kunnen gebruiken om de opbrengsten en kwaliteit van aardappelen te optimaliseren. Doel van de modellen is verbeteren van het teeltmanagement, verbeteren en versnellen van de veredeling en beperken van de invloed van de toenemende milieueisen en het veranderende klimaat.

Over BB2 zegt WUR-onderzoeker Jack Vossen dat behalve naar metabolieten en eiwitten van wilde aardappelsoorten ook is gezocht naar onbekende stoffen in bestaande aardappelvariëteiten. De screening op inhoudsstoffen heeft plaatsgevonden op de solanumsoorten die deel uitmaken van de plantencollectie van de WUR. Daarvoor is knolmateriaal van 220 genotypes en bladmateriaal van ongeveer 170 genotypes geanalyseerd. 'Dit onderzoek bewijst de enorme diversiteit en het genetisch potentieel van het aardappelgewas', verklaart Vossen.


Potentiële ziekteresistenties

De screening is in BB3 vervolgens uitgebreid naar de identificatie van potentiële ziekteresistenties in de wilde aardappelsoorten. In verschillende deelprojecten hebben onderzoekers hun focus gericht op microbiële pathogenen en virussen, op nematoden en op insecten. Volgens Vossen heeft dit onderzoek tot dusver interessante informatie opgeleverd over afweermechanismen en ook over resistenties die mogelijk goed bruikbaar zijn voor veredelaars.

Het vervolg van het onderzoek in het kader van BB3 bestaat uit het valideren van geselecteerde resistenties in veredelingsprogramma's van de bedrijven die deelnemen aan HIP. 'In het lab zien we mogelijkheden. Veredelaars moeten er nu mee aan de slag om te kijken wat de praktische meerwaarde is. Willen we in de praktijk snel kunnen profiteren van nieuwe resistenties, dan zal het toelaten van nieuwe veredelingstechnieken daar zeker aan bijdragen', stelt Vossen.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Dinsdag
    21° / 10°
    5 %
  • Woensdag
    25° / 11°
    60 %
  • Donderdag
    22° / 12°
    50 %
Meer weer